HANS MORELIS – Gitaar & Vocals
Als geboren Rotterdammer(t) heb ik in de jaren ’70 en ’80 zo ongeveer alle bekende en minder bekende bands gezien die er in de omgeving optraden. Dat was in de tijd dat Rory Gallagher, Lynyrd Skynyrd en the Kinks nog in concertzaal de Doelen mochten optreden en Jethro Tull met gemak Ahoy vol kreeg. Pat Travers had net zijn eerste album uit en speelde op de kleine podia waar het zo blauw van de rook stond dat je na drie minuten alleen van de lucht al mauwiewouwie was geworden.
Ik was elf jaar oud toen het fenomeen Woodstock zich in Amerika afspeelde en een jaar later was ik nog steeds te jong om van mijn ouders naar het “beruchte” popfestival in Kralingen te mogen. Maar de trend was bij mij, en met mij vele anderen, wel gezet op muzikaal gebied.
Want een aantal groten der aarde waren opgestaan. Hendrix was alive and kicking en liet dingen horen waarvan niemand had gedacht dat ze mogelijk waren. Pete Townsend van the Who speelde op zijn Gibson SG alsof hij met zijn dagelijkse gymnastiek oefeningen bezig was. Pink Floyd speelde toen nog vanuit een soort oerknal en John Fogerty liet met Creedence zien dat je met een paar akkoorden onbeschrijflijk goede wereldhits kunt maken.
Clapton ging bij the Cream spelen en werd een gitaargod. Mick Taylor verving Brian Jones bij the Stones waarna deze hun beste jaren in gingen. Wishbone Ash werd opgericht, naar mijn mening de beste twin-guitar band aller tijden. Gary Moore maakte furore bij Thin Lizzy en Michael Schenker liet bij U.F.O. horen hoe snel en melodieus je op een Flying V kon spelen.
Dit schetst een beetje de scène en de tijd waarin ik opgroeide en waar ik door beïnvloed ben.
Ik mocht op mijn tiende een oude akoestische gitaar van mijn vader hebben. Met verroeste snaren en een kromme hals, maar het was een gitaar en er kwam (zij het vals) geluid uit.
Na wat gepruts met dit ding en later met het elektrische spul kocht ik op mijn vijftiende mijn eerste echte goede gitaar, een Gibson SG Standard, die ik overigens nog steeds heb.
Eigenlijk was dit een instrument voor het wat zwaardere werk maar in die tijd hing ik best wat over naar de hardrock zijde. Op zich niets mis mee en een prima leerschool, kijk maar naar Gary Moore. Thin Lizzy was één van mijn grote voorbeelden.
Inmiddels was er in Ierland een geweldige jonge bluesgitarist opgestaan: Rory Gallagher.
Het door hem in 1972 uitgebrachte album “Live in Europe” is waarschijnlijk de plaat die ik in mijn leven het meest heb gedraaid en intensief heb beluisterd. In 1974 speelde Gallagher in de Doelen in Rotterdam. Hij speelde daar de hele nacht door waarbij ik pal tegen het podium aan stond. Dichter bij kon niet. Het mooiste moment in mijn (muzikale) leven was dan ook toen de meester met zijn grote gympen bijna op mijn vingers ging staan. Een moment om nooit te vergeten en om trots op te zijn.
De jongeren onder ons denken nu natuurlijk dat ik aardig seniel aan het worden ben en daardoor in het verleden leef. Echter, niets is minder waar maar vergeet niet dat elke gitarist zijn roots niet kan en mag verloochenen. In mijn spel hoor je nog steeds duidelijk de invloeden die Gallagher, Clapton, Page, Winter maar ook BB King , Albert King en Albert Collins op mij hebben gehad. Toch is het belangrijk dat uit die mengelmoes van invloeden een eigen product ontstaat, een eigen stijl.
Die eigen manier en stijl van spelen hoop ik inmiddels wel te hebben. Met de Cry Wolf Gang gaan we meer terug naar de (bluesy) rock tunes. En waarom? Omdat blues en rock nooit vervelen, althans mij niet. Als ik rock speel met een bluesy sausje kan ik emotie in mijn spel kwijt. Kleine subtiele tonen afgewisseld met schreeuwende solo`s en vette riffs. Daarvoor gebruik ik live momenteel meestal een The Heritage H150 Les Paul, een The Heritage H157 Les Paul, een Gibson Les Paul, G&L S500 en een Fender American Standard Stratocaster. Voor het slide werk pak ik mijn oude Gibson SG. Als amp gebruik ik Kool & Elfring en Marshall.
Lang geleden:1975, met de Gibson SG